Een bijzondere sleutel

Op 16 augustus jl werd bij het hunebed op de Schimmeres een bijzondere sleutel gevonden. De sleutel past niet op een deurslot. De vinders hebben deze sleutel aan het instituut DDMV gegeven die onderzoek naar de ouderdom en de herkomst van de sleutel heeft gedaan.
De bevindingen van het instituut DDMV zijn in onderstaande bijdrage van Johan Drenthenaren in vier afleveringen verwerkt.

Eme op ‘goede grond’

Op een regenachtige namiddag, het was 16 augustus 2016, kwam Eme langzaam uit het Germaanse dodenrijk gelopen. Op de aarde ‘van goede grond’ volgde hij het bospad naar het hunebed op de Schimmeres. Zijn vrouw had zorgelijk gekeken, toen hij haar had verteld dat het tijd was weer eens in de moderne wereld een kijkje te nemen, zoals hij dat om de honderd jaar deed. Zij had hem in het dodenrijk een sleutel en een kleine leren buidel meegegeven. Wat erin zat, wist hij niet; mogelijk was het iets, dat voor anderen van belang kon zijn. Zijn vrouw had alleen gezegd, dat hij het leren zakje in het graf moest achterlaten. Haar woorden klonken nogal geheimzinnig. Onder de dekstenen, vlakbij de ingang, bevond zich het slot, waarin hij met de sleutel een verborgen platte kei omhoog kon laten gaan, waarna hij toegang had tot de grafkelder. Hij verwonderde zich erover dat nog niemand het mechanisme had ontdekt. In de grafkelder zou hij de leren buidel moeten achterlaten.
Hij dacht aan zijn bijzondere vrouw. Ze werkte altijd hard op het land en op de boerderij en zij was vaak bezorgd over het wel en wee van hun kinderen. Daarnaast luisterden de mannen van het dorp altijd met veel aandacht naar haar wijze woorden. Zij was door haar enorme kennis, maar ook door haar werklust een vrouw van aanzien. Als hij op reis was geweest, was zij elke keer nieuwsgierig hoe het er in hun voormalige woonomgeving uitzag.
Het was ongeveer honderd jaar geleden dat hij hier was geweest. Hij zag meteen dat er veel was veranderd. Eme wist dat hij alles wat hij zou tegenkomen goed in zich moest opnemen. Als hij bij zijn vrouw zou terugkeren, moest hij haar alles vertellen. Geen kleinigheid mocht hij overslaan.
Eme was door de lange reis door de tijd vermoeid geraakt; hij nam daarom plaats op één van de dekstenen van het hunebed. De grote sleutel had hij in zijn handen, de leren buidel van zijn vrouw lag naast hem op de grote deksteen. Hij had nu wat tijd voor overpeinzingen en de grote eik boven het hunebed gaf hem voldoende beschutting tegen de druilerige motregen. (afbeelding 1)
Ruim 3000 jaar geleden had Eme zijn dagen doorgebracht op zijn akkers, die op de hoogten van een zandrug waren gelegen. Hij had daar best met plezier op ‘goede grond’ gewerkt; Eme was een tevreden man, hij had een goede vrouw en vier kinderen. Hij kon bovendien goed opschieten met de vier andere gezinnen die op een gemeenschappelijk erf bij elkaar woonden. Er moest hard worden gewerkt, maar binnen hun kleine samenleving was niet alleen veel geborgenheid, maar ook veel zekerheid. Alles verliep langs gebaande wegen!
Hij zat nu, anno 2016, op een van de stenen van het hunebed dat ten zuiden van zijn oude nederzetting lag. Hij wist nog hoe het hunebed met een zandlaag was bedekt. Deze was nu weg. Dat was jammer, want zo was het graf geen graf meer. Alleen een oude eik gaf de plek een beetje beschutting, maar het graf was zo aangetast; dat deed hem pijn. Hij wist van zijn vader dat hun voorvaderen vanaf zo’n 5000 jaar geleden op deze plek waren begraven. Hij kende de bijzondere geheimen van het graf, welke bewaard moesten blijven, maar kon dat wel op deze manier?
Even moest hij glimlachen. Ook in zijn tijd bleef niet alles altijd bij het oude. Ook dacht hij terug aan die mensen, die eeuwen later veronderstelden dat zijn akkers legerplaatsen waren geweest. Anderen meenden dat zij Kelten waren en hadden hun akkers daarom ‘celtic fields’ genoemd. Wat een misser!
En dan die predikant, die in de 17de eeuw dacht dat zijn voorouders reuzen waren geweest, die uit Kanaän naar deze streken waren gekomen. (afbeelding 2)
De vierkante veldjes waren door Eme en zijn dorpsgenoten met lage walletjes omzoomd om het
gewas tegen de eigen beesten en de wilde dieren te beschermen. Toen hij hier ongeveer 200 jaar geleden was, kon je hun dorp nog in het landschap herkennen. Ook hun akkers met de walletjes waren goed zichtbaar. Hij had gezien hoe een man, gekleed in een zwarte jas met een hoed op, er aan het tekenen en opschrijven was geweest en allerlei grote stappen maakte, alsof hij iets aan het meten was. Het deed Eme goed dat er toch nog belangstelling was voor hun verleden. Het was goed dat zo’n man er aantekeningen van maakte. (afbeeldingen 3 en 4)
Het was een ideale woonplaats op ‘goede grond’ geweest, daar vlakbij een zandweg, die van het zuiden naar het noorden liep. Soms kwamen mannen en vrouwen van andere nederzettingen langs om Eme en zijn stamgenoten te bezoeken; ook handelaren liepen over deze weg en stopten met hun handelswaar altijd even bij hun woonstee. (afbeelding 5)

Afbeeldingen, vanaf links:
1- Eme, zittend op het hunebed. (Tekening uit: Mumien aus dem Moor, blz. 40)
2- De hunebedbouwers waren volgens ds. Johan Picardt reuzen, die uit Kanaän kwamen. (Uit: Cronijck van ds. Johan Picardt, p. 33)
3- De hunebedbouwers volgens ds. Johan Picardt. (Uit: Cronijck van ds. Johan Picardt, p. 23)
4- Plattegrond van de nederzetting van Eme op de Schimmeres. Links het hunebed op de Schimmeres. In de nabijheid van de blokvormige akkers lag de nederzetting van Eme. Van het grote perceel A heeft Reuvens in 1833 een profiel getekend. Zie volgende foto. (Tekening van C.J.J. Reuvens (1793-1835), 1833)
5- Profiel van de aarden wal en gracht rond de akkerperceel A op de Schimmeres, zoals deze in 1833 nog aanwezig waren. (Tekening van C.J.J. Reuvens (1793-1835), 1833)
6- De vrouw van Eme met haar dochter. Op de achtergrond wordt op het land gewerkt en vee gehoed. (Tekening uit: Mumien aus dem Moor, blz. 40)

Aflevering 2

Vanaf de grote veldkei keek Eme naar het oosten. Hij zag daar het Langgraf; hij wist hoe de voorvaderen van de families Wolt en Durk daar hun doden begroeven, ieder in een eigen kamer. (afbeelding 1) Maar dat had tot spanningen geleid, waarna de Wolts iets noordelijker een hunebed bouwden. (afbeelding 2)
Eme kon zich nog herinneren dat een nazaat van de Wolts met zijn gezin op een winterse dag over dichtgevroren greppels, dat later de IJsspoorweg (afbeelding 3) werd genoemd, naar de oostzijde van het grote moeras dat aan de heuvelrug grensde, waren vertrokken. Eeuwen later waren zij teruggekomen, zij woonden toen in woonwagens, vlakbij de plaats, waar hun voorvaderen ongeveer 5000 jaar daarvoor waren begraven.

Ook de nazaten van Durk zochten de zandheuvels ten oosten van het moeras op, maar keerden enkele generaties later terug en woonden eeuwenlang ten zuiden van de heuvelrug, waar Eme en de zijnen woonden. Hier hoedden zij hun vee op grazige weiden. (afbeelding 4)
Terwijl Eme wat met de sleutel speelde, zag hij de kerk, gebouwd op de plek, waar ooit de ‘heilige eik’ had gestaan, welke door vele majestueuze eiken was omringd. Eeuwen geleden was er een man in een wit gewaad gekomen, die met zijn bijl de ‘heilige eik’ had geveld. Nazaten van Urm waren tot het Christendom bekeerd en hadden samen met anderen een houten kerkje op de oude, heilige grond gebouwd. Het hout kwam van de eiken die op deze plaats hadden gestaan. (afbeelding 5)
Dat betekende ook dat er een einde aan hun geloof en begraafgewoonten was gekomen; voortaan werden de doden bij de kerk begraven. (afbeelding 5) Wat was dat lang geleden. Of het er allemaal beter door was geworden, betwijfelde Eme. Het stoorde hem dat enkele jaren geleden resten van zijn nazaten waren opgegraven. Weliswaar was men voornemens de meeste menselijke resten opnieuw te begraven, maar een aantal resten zou in een depot blijven. Hij besloot het niet aan zijn vrouw te vertellen, die zou er alleen maar boos over worden.
Hij was altijd tevreden geweest met zijn plek in het Germaanse dodenrijk. Af en toe keerde hij door de eeuwen heen even terug naar de plek van zijn voorvaderen om te zien wat zijn nazaten allemaal hadden gepresteerd en voortgebracht. Zo ook deze keer. Hij herinnerde zich ook dat nazaten van het geslacht Wolt hadden meegeholpen aan de bouw van een houten kerkje in Roswinkel. (afbeelding 6) Dat was toch wel bijzonder geweest, want daar hing de oudste luidklok van het gewest. (afbeelding 7) Eme voelde zich daardoor best een beetje trots.
Toen keek hij nog even naar de kerk, die op een zandheuvel was gebouwd, en die vanaf zijn plek op het hunebed eeuwenlang altijd goed zichtbaar was geweest. Dat was niet zo verwonderlijk; niets was op zo’n hoge plek gebouwd als deze kerk. (afbeelding 8) Maar nu was er veel veranderd; hij zag nog net de torenspits. Verder zag hij alleen maar hoge stenen gebouwen, die het zicht op de kerk behoorlijk hinderden. Het zag er nu allemaal heel anders uit dan honderd jaar geleden, toen de kerk nog was omgeven door prachtige, oude eiken. (afbeelding 9)

Ten oosten van de kerk had Sjuck Oosting op de plaats, waar ooit een middeleeuws domeingoed had gestaan, een prachtig dierenpark gebouwd. Wat had dat vaak een drukte gegeven; bezoekers uit heel de omgeving kwamen er kijken en er had zelfs een vreemde ijzeren wagen waar rook uitkwam en met karretjes er achter gereden. (afbeelding 10)
Even wendde hij de blik naar het zuidoosten. Daar, op die zuidelijke uitloper van de zandrug had Sjuk, een voorvader van Sjuck Oosting, geleefd. Eme kon zich Sjuk nog goed herinneren. Als er eens iets met zijn beesten was, vroeg hij Sjuk of deze even langs wilde komen. Hij kon zieke beesten met zijn geneeskrachtige kruiden weer beter maken. Het was maar even gaans tussen hun nederzettingen. Eme had Sjuk vaak in het veld ontmoet. Sjuk wist alles van de natuur, van de planten en de dieren. Nu was daar op die zuidelijke uitloper, waar Sjuk ooit had gewoond, een nieuw park gebouwd met een vreemde, voor hem onuitsprekelijke naam. (afbeelding 11)

Eme keek weer naar het park achter de kerk. Hier zou nu een mensenpark komen, waar je de mens in al zijn verschijningsvormen kon bekijken. Eme dacht: Het is goed dat het park een park blijft. Hij moest er niet aan denken dat hier op ‘goede grond’ weer stenen zouden worden gestapeld tot hoge gebouwen, zoals dat rondom de kerk was gebeurd. (afbeelding 12)

Foto’s vanaf links, bovenste rij:
1- Het Langgraf op de Schimmeres, gefotografeerd voor de uitgave van een ansichtkaart. Dit graf is uniek in Nederland, omdat het bestaat uit twee hunebedden binnen een krans van stenen. Op oude kaarten heeft dit hunebed de naam ‘Bruyn Stien’.
2- Hunebed D-41, Odoornerweg
3- Detail uit de kaart van Cornelis Pijnacker (1638; tweede versie; 1634: eerste versie), waarop de IJsspoorweg is te zien.
4- De Wilmsboo
5- In 1854 werd ds. S.J. Hugenholtz predikant in Emmen. Hij weigerde te preken in de bijna 400 jaar oude, sombere kerk, die daarom werd afgebroken. De toren bleef staan en twee jaar later werd de eerste dienst gehouden in de nieuwe kerk.
6- De kerk van Roswinkel omstreeks 1845. De tekening in zwart krijt en inkt werd gemaakt door Johannes van Ravenswaay Gijsb. zn.

Foto’s vanaf links, onderste rij:
7- De oudste luidklok in Drenthe hangt in de kerk van Roswinkel en draagt een Latijns opschrift, dat vrij in het Nederlands vertaald luidt: ‘Heilige Catharina, bid voor ons tot de Heer, dat zowel bliksem als donder ons welwillend zijn. Jezus vanNazareth, koning der Joden. Ontferm U over ons. In het jaar des Heren1362’. (Foto: Wytse Bouma)
8- In 2006 dook bij een kunsthandelaar nevenstaande ingelijste tekening van de bekende schilder Egbert van Drielst (1745-1818) op. De tekening is gedateerd 1780 en vermeldt aan de achterkant ‘te Emmen in Drenthe’. De toren van de kerk steekt net boven de bomen uit. Deze tekening is door de gemeente Emmen aangekocht.
9- Emmen 2016, gezien vanaf het hunebed op de Schimmeres. De torenspits van de Grote Kerk is in het geel afgebeeld.
10- Achter het ‘olifanten- en roofdierenverblijf’ is het sportterrein te zien. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende de zolder boven het roofdierenverblijf als onderduikplaats. Reden voor de Anne Frankstichting om een verzoek in te dienen bij de toenmalige directie van het dierenpark om het gebouw niet af te breken.
11- Het nieuwe verblijf voor de olifanten in belevingspark Wildlands Adventure Zoo Emmen. (Foto: Hilde van der Horst)
12- Half juni 2016 werd het dierenparkterrein voor het publiek weer opengesteld in afwachting van een definitieve bestemming. (Foto: Wytse Bouma)

Aflevering 3

Eme herinnerde zich nog dat hij hier vroeger wel eens had gezeten en in oostelijke richting, daar bij de hoogste zandheuvel in de omgeving, enorme zandwolken had gezien. Later noemden zijn nazaten die zandheuvel Haantjebak en ze bouwden er een toren op. (afbeeldingen 1 en 2)

Hij wist nog hoe in zijn tijd een ieder voor deze zandverstuivingen werd gewaarschuwd. Je raakte niet alleen de weg kwijt, maar ook het gevoel voor de juiste richting. Voor je het wist, liep je in oostelijke richting en kwam je in het moeras terecht, waar je in de drassige grond wegzakte. Het moeras was door de eeuwen heen in hoogveen veranderd en het lichaam van een ongelukkig verdwaalde zou daarin goed geconserveerd worden. Eeuwen later werd zo’n lichaam wel eens gevonden.
Eme moest nog even terugdenken aan het jaar 42 na Chr., toen een enorme hoeveelheid kosmische stof op de aarde werd geslingerd, op een afstand van ruim 100 km ten zuidwesten van de woonplaats van de nazaten van Eme. De enorme donderklap werd in een omtrek van enkele duizenden kilometers gehoord. Zelfs in het Germaanse dodenrijk hadden zij de klap gehoord. De luchtdruk was zo krachtig dat mensen en dieren op een afstand van ruim 500 kilometer omver werden geworpen. Op dat moment waren twee neven uit klein Werd [Weerdinge], During en Olmar, in het moeras ten oosten van hun nederzetting aan het jagen. Zij waren over de IJsspoorweg het moeras ingetrokken. Ook zij werden door de luchtdruk weggeslingerd, grepen elkaar nog vast, maar konden niet voorkomen dat zij in het moeras terechtkwamen en in de diepte werden weggezogen. Na de donderklap veranderden de wolken in een doffe, rode schemering, die nog dagen zou aanhouden. Op de plaats van de inslag ontstond een enorme waterplas. De nazaten van Eme, Wolt, Durk en anderen dachten dat de wereld verging.
Eeuwen later zouden de lichamen van During en Olmar worden gevonden. (afbeelding 3) Nu maakten zij een rondreis en waren in Bazel, waar nog in hun lichamen zou worden geprikt. Hij nam zich voor het niet aan zijn vrouw te vertellen. Zij zou zich alleen maar boos maken. Zo ga je niet menselijke resten om, vond zij.

Het moeras was veranderd in hoogveen. Eme had gezien, hoe dat veen was afgegraven, dat er veel kanalen waren gegraven, en dat de gemeente Emmen zo het langste kanalenstelsel in Nederland had gekregen. Hij had ook gezien hoe later de kanalen en wijken werden dichtgegooid; slechts een enkel kanaal bleef voor mensen bevaarbaar; het waren niet meer kano’s van boomstammen gemaakt, waarmee Eme en zijn tijdgenoten zich over het water hadden verplaatst; hij begreep niet goed hoe nieuwe boten zo gemakkelijk konden varen, zonder dat de mensen zich inspanden. En er was zelfs een nieuw kanaal gegraven, dat naar de koning van het land was vernoemd. Hij begreep dat het bij de nieuwe tijd hoorde. (afbeeldingen 4 en 5)

Eme had gezien, hoe zandverstuivingen de hemel verduisterden, maar ook wist hij dat hevige veenbranden voor hetzelfde effect zorgden en in de ondergrond dagenlang konden broeien. Zijn nazaten hadden er toen voor gezorgd dat in het dorp het eerste brandweerkorps van het gewest kwam. Eme wist dat het goed was. (afbeelding 6)

Eme wendde zijn gezicht in zuidoostelijke richting, waar hij een enorme beschilderde bol zag. Op de feestdagen voor het gewas had hij as op de gezichten van zijn kinderen gesmeerd en als zij dan ’s avonds rond het vreugdevuur dansten, zorgden de opflakkerende vlammen en het dansen voor een prachtige schouwspel. Hij zag de vlammen in de ogen van zijn kinderen schitteren. Dat waren prachtige avonden geweest. Nu konden zijn nazaten met verwondering naar de geverfde bol kijken, net als naar de gebroken cirkel in een zandafgraving. Eme begreep het allemaal niet, maar hij dacht: Ach, het zal wel goed zijn! (afbeelding 7)

Op de heuvelrug woonden Eme en zijn stamgenoten op een erf. Het had één ingang en was verder omzoomd met een palissade en een wal. Binnen het erf stonden boerderijen en schuren verspreid. Met tevredenheid had Eme waargenomen dat zijn nazaten ook woonerven hadden geschapen met één ingang, en.… de woningen stonden in blokken verspreid en waren met prachtig struikgewas op wallen omzoomd. Eme zag dat het goed was! (afbeelding 8)

Als er een veenbrand was geweest, trokken de vrouwen uit Emes nederzetting naar de brandplaats. Hier verzamelden zij as en stukjes houtskool en namen deze mee. Zij gebruikten dat, wanneer hun maag van streek was. Eme kon een glimlach niet onderdrukken, toen hij aan zijn nazaten dacht die voor het maken van dat geneesmiddel, dat zij Norit noemden, een groot gebouw met hoge pijpen bouwden. (afbeeldingen 9, 10 en 11)

Ook het gedoe om ‘blue tooth’ begreep Eme niet. Voor dat draadloos seinen hadden zij een eenvoudiger middel. Zij bliezen verschillende tonen op hun hoorns, waardoor stamgenoten in een nabijgelegen dorp een boodschap kregen, die zij met hun hoorns weer verder doorgaven. Maar ondanks gevoelens van weemoed, was Eme best trots op zijn Emmer nazaat die zo’n belangrijke uitvinding had gedaan. (afbeelding 12)

Foto’s vanaf links, bovenste rij:
1- De top van één der zandheuvels is sinds jaar en dag het hoogste punt van de Hondsrug. Op die heuvel stond in de jaren ’30 een uitzichttoren, die grote aantrekkingskracht had op de bezoekers.
2- De top van één der zandheuvels is sinds jaar en dag het hoogste punt van de Hondsrug. Op die heuvel stond in de jaren ’30 een uitzichttoren die grote aantrekkingskracht had op de bezoekers.
3- Na de vondst van het zogenaamde ‘Echtpaar van Weerdinge’ werden door archeoloog en fotograaf G.J. Landweer foto’s gemaakt. Daarvan stuurde hij afdrukken naar o.a. de burgemeester van Emmen. In een begeleidende brief schreef hij: ‘Zoals ge ziet is de photo zeer goed gelukt. De mannelijke geslachtsdeelen hadden heel wat beter uit kunnen komen, maar daardoor zou ’t plaatje ook een minder kiesch voorkomen hebben gekregen. Nu kan men ’t aan alle jonge meisjes laten kijken.’
4- Vele honderden kanaalgravers zetten hun voeten letterlijk in de modder om al die kilometers kanalen uit te graven. (Foto: Willem Frieling)
5- Zeilend turfschip bij de bocht in het Oranjekanaal tussen Westenesch en Noordbarge aan het begin van de 20ste eeuw (Foto: Collectie Brands)
6- Met veelal eenvoudige pomp- en blusapparatuur moest de veenbrand worden bedwongen.

Foto’s vanaf links, onderste rij:
7- In 2010 werd ‘De Stip’ onthuld, het grootste kunstwerk in Nederland. De Toyisten kozen als thema voor de beschildering van het voormalig gasoverslagvat aan deDordsestraat voor ‘leven met energie’. (Foto: Toyisme)
8- Woonerf in Emmerhout
9- Norit
10- De Puritfabriek in Klazienaveen. De fabriek begon in 1928 onder deze naam producten te leveren.
11- De tegenwoordige Cabotfabriek (Foto: Ton Reuvekamp)
12- De boerhoorn werd in Drentse boerengemeenschappen als signaalinstrument gebruikt.

Aflevering 4

Eme wist dat het nu zijn laatste bezoek aan de begraafplaats van zijn voorvaderen was. Nog een uitstapje uit het Germaanse dodenrijk zou hem niet meer worden gegund. Hij had eeuwenlang kunnen zien hoe zijn nazaten met het waardevolle verleden waren omgegaan en dat hadden uitgebouwd. Vanaf nu zou het anderen worden gegund eens een kijkje te nemen.
Hij speelde nog even met de sleutel van het graf en liet zich toen langzaam van de steen afglijden. Hij kroop door de ingang het graf in, haalde met zijn handen wat zand weg achter de steen, rechts van de ingang en vond daar in een veldkei het sleutelgat. Hij stak er de sleutel in, draaide deze driekwart om en vervolgens ging met veel gekraak midden in de grafkelder een veldkei langzaam omhoog. Eme kroop naar de ingang, boog zich wat voorover en legde er met veel eerbied voor zijn voorouders de leren buidel van zijn vrouw in.

Langzaam kroop hij terug, terwijl de veldkei de grafkelder afsloot. Toen hij weer buiten het hunebed stond, dacht hij nog even aan zijn vrouw, aan wie hij na elk bezoek zo nauwkeurig mogelijk had verteld wat er in hun oude woonomgeving bewaard bleef en wat er allemaal was veranderd. Hij wist dat zij het zou onthouden en zou doorgeven aan volgende geslachten. Zaten haar herinneringen in de buidel? Als dat zo was, zouden die herinneringen aan het verleden bewaard blijven.
Eme wist dat hij de sleutel moest doorgeven. Een nazaat van een van zijn stamgenoten, Durk, zou het culturele erfgoed van deze streken moeten bewaken. Daarom legde Eme de sleutel op een grote veldkei bij het pad naar het hunebed. Durk liep geregeld over het pad naar het graf, waar nu een prachtig geheim in was gelegd. Durk zou de sleutel voor het graf ongetwijfeld vinden en dan zeker ook de leren buidel van zijn vrouw. Eme en zijn vrouw wisten dat het bewaren van het verleden, de ‘goede grond’, bij Durk in goede handen zou zijn.

Afbeeldingen, vanaf links:
- Eme, gezeten op het hunebed op de Schimmeres, kijken naar het centrum van Emmen
- Zo zag Eme het centrum van Emmen in het begin van de 20ste eeuwe en de eeuwen daarvoor.
- Zo zag Eme het centrum van Emmen in 2016
- Van goede grond, het logo van Culturele Gemeente Emmen 2015-2016

Afbeeldingen, vanaf links:
- Wethouder Bouke Durk Wilms ontvangt van Sis Hoek-Beugeling het verhaal van Eme, geschreven door dienst vrouw. Aan hem de taak het cultureel erfgoed van Emmen te bewaken.
- Een foto van Jan Oosting, gemaakt in het begin van de20ste eeuw, in de Willingekampen, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw als Noorder Dierenpark werd ingericht (Boek Canon van de gemeente Emmen, blz. 55)
- De sleutel van Eme ligt op een veldkei bij het hunebed op de Schimmeres te wachten op wethouder Bouke Durk Willems.